Verhuisbedrijf Van der Leun in de Molenstraat


In de Molenstraat staat een particulier koetshuis met stallen leeg. De eigenaar besluit in 1907 tot verhuur aan een sleper. 


De familie Van Sorgen heeft het koetshuis met stallen na het overlijden van moeder Van Sorgen-Römer niet meer nodig.
De familie woonde op Plompetorengracht 19. Belangstelling voor het bedrijfspand is er van de sleper Van der Leun. Adriaan van der Leun huurt van de familie het koetshuis met stallen en daarbij het woonhuis met te vestigen kantoor op Wolvenplein 9. De koetsier van de familie, M. Willemse, komt bij de Van der Leun in dienst en een vigilant (flinke knaap). 
Molenstraat, het koetshuis van 1884 tot 1921
Met een ruime keuze aan tapissières (overkapte wagens) wordt niet alleen verhuisd, maar ook getransporteerd, gesleept. Van der Leun adverteert vrijwel wekelijks in dagblad Het Centrum en met allerlei redenen prijst hij zijn bedrijf aan. In de crisisjaren 1916-1918 kan bijvoorbeeld het gebrek aan kolen een reden zijn voor het verhuizen naar het warme zuiden, met Van der Leun natuurlijk. In 1917 wordt geadverteerd: Russische effecten zijn waardeloos, een goed verhuizer onbetaalbaar: Van der Leun daarentegen is uw billijke adres. Of voor hen die verhuizen onder droeve omstandigheden ofwel noodgedwongen, wordt tegen geringe vergoeding tijdens het laden en lossen, ter opbeuring en opluistering, fanfare of strijkmuziek, benevens vrolijk personeel ter beschikking gesteld. De annalen vertellen niet hoe vaak om de geadverteerde redenen gebruik is gemaakt van de diensten.
Onderhoud aan de paarden op de Wittevrouwenkade
Het gaat goed met het bedrijf. Van der Leun koopt in 1919 van de familie Van Sorgen zowel het pand Wolvenplein 9-10 als de stallen met koetshuis Molenstraat 8. Een paar jaar later maakt Van der Leun een grote vernieuwingsslag: de paarden en wagens worden ingeruild voor gemotoriseerd vervoer. Van der Leun verkoopt vier tapissières, twee platte wagens en twee kapwagens. Ook de vier goed bij de weg lopende paarden met tuigen en diverse gereedschappen gaan weg op de openbare veiling van 16 mei 1922. 
 
Hij adverteert in het vervolg met vrachtwagens met een laadvermogen van maar liefst 5.000 kg. Voor de vrachtwagens zijn de stallen niet nodig, wel meer stalling en grotere toegangsdeuren.
Molenstraat, het koetshuis na 1921
Voor de verhuiswagens blijven de bochten in de Molenstraat lastig. In 1933 verhuist Van der Leun zijn bedrijf naar de Muntkade. Adriaan van der Leun sr. blijft nog lang op Wolvenplein 10 wonen, tot het huis en het voormalige koetshuis in 1968 worden verkocht.
Een klus buiten Utrecht van verhuisbedrijf Van der Leun, circa 1930
Het koetshuis komt vrij voor een andere activiteit. In het Utrechts Nieuwsblad van 27-05-1933 staat een annonce: "Fabriek verplaatst. De firma P.J. Oostveen, nu Lange Nieuwstraat 34, heeft zich genoodzaakt gezien om haar bedrijf naar een grotere locatie te verhuizen. In deze fabriek, waar ruime gelegenheid is voor het ‘zeebanket’ in de meest ruime zin te verwerken, is ook een aparte afdeling, waar men tafelzuren en andere conserven kan inmaken. Het grootste deel van de fabriek is ingericht voor inleggerij, bakkerij enz., terwijl tevens de firma-wagens een ruime stalling vinden".  
 
De familie Oostveen heeft tot 2008 een viswinkel aan de Nobelstraat. P.J. Oostveen geeft het bedrijf in de Molenstraat de naam Visconserven- en limonadefabriek “Holland”. Het gebouw wordt echter bekend als haring-inleggerij. Op het terrein verrijst een hoge schoorsteen om de oven van de rook en rookgeuren te ontdoen en daar blijft ze tot in de jaren 1960 roken.

In 1968 is het pand aan de Molenstraat gekocht door mw. Verwoolde-van Dam van het bedrijf NV “Verwoolde Dranken”, hoofdvestiging Wolvenstraat. Van 1971 tot 1974
gebruikt de drankenhandel het pand. Verwoolde Dranken wordt enkele jaren later gekocht door Heineken en de vestiging Wolvenstraat-Molenstraat sluit.
Molenstraat 8 met de vrachtwagen deuren in 1975 (HUA 64296)
In 1974 voegt de Gemeente Utrecht het pand toe aan haar uitgebreide bezit aan onroerend goed in de stad. De gemeente voert een actief stadsvernieuwingsbeleid en tevens huisvestingsbeleid met haar eigen Woningbedrijf. De aankoop is voor de langere termijn. De stadsvernieuwing kan pas uitgevoerd worden als de financiering van de overheid beschikbaar komt. Ondertussen mogen de autohandelaren Gebroeders Van Beek de ruimte gebruiken voor hun handel in auto's. Van Beek heeft een luxe occasioncentrum in Garage UTAM in de Ridderschapstraat.
 
Het monumentale koetshuis in de Molenstraat komt pas in 1988 aan de beurt voor de stadsvernieuwing. In dat jaar vindt de ombouw plaats naar de huidige woningen. De voorgevel moest blijven staan. De architect heeft maximaal gebruik gemaakt van de ruimte achter de gevel: door een verlaging passen twee woonlagen achter de monumentale deuropeningen en in de kap een zolderverdieping. Achter de gevel is alles nieuw. De vroegere bedrijfsfunctie is herkenbaar gebleven.
Molenstraat 8-20, gevel van het voormalig koetshuis met stallen
Het is en blijft een pand met historie, het koetshuis met stallen van de familie Römer. Het Gemeentelijk Woningbedrijf is in 1992 verzelfstandigt en later opgegaan in Mitros.

Dat de hoek Molenstraat-Wolvenplein krap blijft voor vrachtwagens wordt op 12 juni 2015 bewezen: één van de kolommen van de voorgevel wordt ontzet door een achteruit manoeuvrerende vrachtwagen. De chauffeur bekijkt de schade, maar besluit te vertrekken. De kolom is kort daarna om verdere schade te voorkomen met stutten ontlast en in dat jaar nog volledig vernieuwd. De monumentale bakstenen uit 1884 hebben het niet overleefd.

(De foto's van de paarden en verhuiswagens zijn van A. Visser, kleinzoon van A. van der Leun)

.