Thuiswerken in de negentiende eeuw

Zeven identieke panden, met beneden- en bovenwoningen, zijn gemaakt voor het thuiswerken.

 
De zeven panden staan op een rij in de Wittevrouwenstraat, vier ervan zijn met de originele klokgevel Rijksmonument. De huizen zijn gebouwd door aannemer Van den Bosch in 1709 en de familie Van den Bosch blijft tot 1786 eigenaar van alle panden. De huizen worden als beneden- en bovenwoning verhuurd. Werken gebeurt veelal thuis.

Over de verhuur is overigens weinig bekend. Het is kleindochter Hendrina van den Bosch die alle zeven panden in handen krijgt. Bij haar overlijden in 1786 zijn haar dochter en schoonzoon al overleden. De vijf kleinkinderen verkopen de huizen. Eén van de panden heeft daarna tot 1965 maar zes andere eigenaren gehad. Eigenaren die er niet alleen gewoond hebben, maar ook hun werkplek aan huis hadden. Het zijn achtereenvolgens de familie Taris, Mulder, Van der Horst, Bol, Engelman en in 1907 de familie Van Appel tot 1965.
Het rijtje van zeven panden, oorspronkelijk allen met klokgevel
Johannes Taris koopt 2 huizen, de twee middelste, zoals omschreven in het koopcontract. Het zijn Wittevrouwenstraat 28 en 30. Johannes is net als zijn vader en zijn vijf broers meester schoenmaker. Hij is geboren in Utrecht aan de Springweg. In 1771 wordt hij weduwnaar met een dochter en hij hertrouwt datzelfde jaar met Lesia Broekmans. Voor 1812 komt Johannes te overlijden en laat het bezit na aan zijn vrouw. Lesia neemt in dat jaar als weduwe een hypotheek op de huizen aan de Wittevrouwenstraat, vijf jaar later verkoopt ze de panden.
 
Johannes Mulder is de volgende eigenaar, ook schoenmaker en winkelier. Hij is gehuwd met Maria Maas en ze hebben een dochter. In het huis wordt een vrij groot deel onderverhuurd, het is er groot genoeg voor. Mulder komt op 71-jarige leeftijd te overlijden in 1847. De werkruimte beneden is dan al in gebruik bij kleermaker Van Helden. Wittevrouwenstraat 28 is al verkocht. Op Wittevrouwenstraat 30 hebben ze tot zijn overlijden gewoond. Het huis wordt verkocht aan timmerman Willem van der Horst. Hij heeft het huis als belegging en verhuurt het gedurende 16 jaren als aparte beneden- en bovenwoning.

De eerste helft van de 19e eeuw is een herstelperiode in meer opzichten. Na de tijd van Napoleon blijft Nederland leeggeroofd achter. We erven Franse systemen als het bevolkingsregister, het kadaster en militaire dienstplicht, maar ook verwaarloosde dijken, overstromende rivieren en opgeofferd land door verturving. Het herstel van het land gaat vanaf de jaren twintig in een groeiend tempo. Inpolderingen van verloren land worden voortvarend aangepakt. Het spoornet begint in Nederland met een eerste spoorlijn in 1834 en de lijn Amsterdam-Utrecht-Arnhem opent in 1843. Het jaar 1848 zou een kantelpunt genoemd kunnen worden in het bestuur van het land. De emancipatie van de bevolking gaat heel geleidelijk, eerst nog voor de meer vermogenden en pas na 1887 met een stem voor de groeiende middenklasse (alleen de mannen). Samenhangend met de groei van de middenklasse is de opkomst van verzekeringen. Voor het verzekeren van wat je hebt, moet er tenslotte eerst iets zijn.

In 1863 wordt Jan Pieter Bol de nieuwe eigenaar en hij gaat er lang wonen met zijn gezin, al wordt de bovenwoning verhuurd. Met hem begint het pand als verzekeringshuis. Bol is boekhouder als hij het huis koopt, maar na enige jaren mededirecteur van levensverzekeringsmaatschappij ‘Let op Uw Einde’. Grondlegger van het fonds is de heer Ingenegeren die op Ridderschapstraat 12 woont, deze Ingenegeren woonde daarvoor overigens op Wittevrouwenstraat 28. ‘Let op uw Einde’ groeide tot het grootste begrafenisfonds in Nederland in 1871 met 148.000 leden. De heer Bol voert een professionele administratie, gebaseerd op actuariële principes.
In 1883 is Bol samen met Ingenegeren en enkele anderen de oprichter van de Levensverzekeringmaatschappij ‘Utrecht’. De ‘Utrecht’ groeit snel en in 1888 is er aan de directeuren al f 63.000 winst uitgekeerd. In 1903 stijgt dit overigens tot f 625.000. Dat jaar verhuizen zowel het echtpaar Bol senior als zijn zoon met zijn gezin, hij zit ook in de zaak. Bol sr. overlijdt op 81-jarige leeftijd in 1906 en zijn zoon 3 jaar later op 45-jarige leeftijd.

Wittevrouwenstraat 30,
altijd kantoor aan huis gebleven
In 1903 is de vijfde eigenaar vishandelaar Albertus Theodorus Engelman, die er maar 4 jaar blijft. Hij verkoopt het aan de zesde eigenaar Pieter Gerrit van Appel, op het moment van koop meubelmaker. Van Appel gaat er met zijn vrouw, dochter en schoonzoon wonen. Zijn schoonzoon, ook een Van Appel, is assuradeur bij de Brandwaarborg Maatschappij “L’Union Ao. 1828 de Paris”: nu onderdeel van Axa Leven. 
 
In het verzekeringshuis wordt de Utrechtse vestiging geopend. Van Appel sr. heeft het huis in 1917 nagelaten aan zijn dochter. In de crisisjaren voor de oorlog heeft Van Appel jr. nog steeds zijn kantoor voor “L’Union-de-Paris” N.V. op dit adres, alleen heeft hij nu ook een passage-agentuur “van Appel & Heukels” voor de N.V. Stoomvaartmaatschappij “Nederland”. Het huis blijft tot 1965, het jaar van overlijden van mw. wed. Catharina Elisabeth van Appel-van Appel, in haar eigendom. Haar man is al in 1940 overleden. Het kantoor beneden is in gebruik bij de Centrale Bond van Transportarbeiders, afdeling Utrecht.

Het plaatje boven aan het stuk is op het strand genomen. Het pand was in gebruik bij Strand-NL voor architectuur en interieur, nu kantoor houdend op Wittevrouwenstraat 28.
Op Wittevrouwenstraat 30 is een geschikte ruimte te vinden voor een vergadering, lunch, afternoon tea, diner, voordracht, concert, film en meer; zie maarszondagsniet
 
Het pand heeft net als de buurhuizen een bovenhuis, wel het enige in de rij met een 19e eeuwse indeling. De verbouwing naar dat 19e eeuwse interieur is waarschijnlijk door de familie Bol gedaan. Daarvoor had de woning ongetwijfeld een indeling met alkoofkamers. Het is nog het meest originele huis gebleven, midden in de rij van zeven panden.

.