De klokkengieters van Utrecht

De stad had eigen klokkengieters. In spannende tijden wordt geschut besteld of ze moeten het testen.

 
Kanonnen heten in die tijd bussen. Bussen worden ook wel weer vuurmonden of donderbussen genoemd, omdat ze worden ontstoken met buskruit, naast een harde knal ontstaat er veel rook. Net als de klokken zijn de bussen gegoten uit brons. 
 
Dat gieten gaat niet altijd goed. Onbedoelde verontreinigingen kunnen meegaan in het metaal, en dat zorgt voor onzichtbare scheuren. Een klok klinkt dan niet, een donderbus spat uit elkaar!  
Klokkengieters moeten de 'bussen' als eersten testen, een verantwoordelijkheid van de stadsbusgieter. Dat is niet zonder gevaar.
Een vroeg 17-eeuwse afbeelding van het beproeven van bronzen kanonnen, op de
voorgrond uit elkaar gesprongen stukken geschut
De Utrechtse klokkengieter Jan Tolhuis (ook gespeld Tolhuys) wordt verplicht om binnen de muren van de stad te gaan wonen en werken. Hij verhuist van de weg naar De Bilt in 1554 naar het pand Wittevrouwenstraat 18-20.
 
Tolhuis heeft het vak geleerd van zijn overleden meester Hendrick de Borch en trouwt met de weduwe. Sinds 1540 heeft Tolhuis de aanstelling als meester busgieter van de stad. Hij ontvangt er 20 pond per jaar voor. Zijn leven lang moet hij in de stad blijven wonen, zijn bedrijf blijven uitoefenen, geschut leveren en het spannendst: elders aangekochte vuurmonden onderzoeken en testen. Desondanks is hij regelmatig elders te vinden. 
 
Tolhuis levert niet alleen klokken en kanonnen aan de stad, maar ook aan andere steden en zelfs aan de Keizer in Brussel. Klokken worden door hem in een groot werkgebied gemaakt. Voor Karel V giet hij in 1544 een bronzen slang van 12 pond. Bedoeld wordt kogels van dat gewicht. Het kanon heeft lang op een ijzeren rolpaard op het bolwerk van het kasteel van Dover gestaan. Het was een geschenk van Karel V aan de Engelse koningin Elisabeth I. Het is geen kleintje.
Queen Elisabeth's pocket pistol
In 1542 is het giethuis van Tolhuis, staande buiten de Wittevrouwenpoort, afgebroken en naar de stad overgebracht. Het is de tijd waarin ook de molens een nieuwe plaats moeten vinden binnen de veste. Het beleid van Karel V dient de stad beter verdedigbaar en minder kwetsbaar te maken. 
 
De locatie van het giethuis is tegenover de Wittevrouwenkerk, het heet daar nog steeds de Kloksteeg. Het ligt aan de overzijde van zijn huis. Dat huis staat ook tegenover de Wittevrouwenkerk, alleen aan de andere kant van de poort waar later de Ridderschapstraat wordt aangelegd. In het giethuis worden de te vervoeren klokken en bussen gemaakt. Grotere klokken worden op locatie gegoten.
 
Een door Tolhuis in 1556 gegoten klok staat in het gemeentemuseum Het Rondeel in Rhenen. Onderstaande klok is in de directe omgeving van het gieterf gebleven. De klok heeft eeuwenlang in de Wittevrouwenpoort gehangen. Na de sloop van de oude poort in 1858 is de klok overgebracht naar het klokkentorentje in het toen nieuw gebouwde accijnshuis Wittevrouwenstraat 44. Klok Odulphus is al meer dan 450 jaar oud.
Klok Odulphus: klinkt elk half uur helder
De opdrachtgever van de klok was het kapittel van Oudmunster en de klok kreeg in 1554 een plaats in de kloosterkerk Sint Salvator. De naam van de klok is afkomstig van de heilige Odulphus. Geboren in Oirschot en opgeleid als pastoor trad hij later als kanunnik in in het kapittel van Sint Maarten te Utrecht. Op missie in Stavoren richtte hij een benedictijner klooster op. Odulphus is in het jaar 854 in Utrecht gestorven.

De kloosterkerk San Salvator is al drie jaar na de reformatie van 1581 gesloopt. Klok Odulphus werd bewaard. Toen in 1648 een nieuwe Wittevrouwenpoort werd gebouwd, kreeg de klok daarin een plaats. Zo leek ze thuis te komen op de plek waar ze gegoten werd. De klok heeft rijk versierde randen waarin o.a. de letters van de naam van de klok en de naam van de klokkengieter zijn opgenomen.
De volledige tekst in de rand: 
IAN*TOLHVIS*MEFECIT-1554*SANTVS*ODVLPHVS 
ISMIN*NAM*MINGELVDT*IS*VOERGODT*BEQVAEM- 

Jan Tolhuis maakte me in 1554 en de heilige Odulphus 
 is mijn naam - mijn geluid is voor god bekwaam 

Tolhuis overlijdt in 1558. Weduwe Anthonia Tolhuis ontvangt dat jaar zijn laatste halfjaarlijkse salaris van de stad. De opvolger van Tolhuis is meester Thomas Both. Thomas trouwt met de stiefdochter van Tolhuis, Cornelia Hendricksdr de Borch. Thomas Both is geboren in 1530 en het duurt tot 1576 voor hij tot busmeester van Utrecht wordt aangesteld. Thomas is gaan wonen in het huis van zijn leermeester, Wittevrouwenstraat 20-22.

Een deel van de klokken van Thomas Both uit de jaren 1562-1593 zijn bewaard gebleven.
Klokken buiten Utrecht zijn o.a. te vinden in Heusden, Oudewater, Tholen, Leeuwarden, Vianen en Vlissingen. Thomas gaat carillons gieten. Zijn productie is groot, dat geldt ook voor de omvang van de klokken: de grootste in Nederland boven de rivieren. En dat grootste geldt ook voor het geschut dat hij giet. Als busgieter wordt hij in 1577 ingeschakeld bij kasteel Vredenburg. Met zijn 90! personeelsleden (gezellen) worden een kartouw, enkele falconetten en diverse kogels en slangen geleverd. 

Nevenstaand de klok uit de oude toren van de Grote Kerk te Vianen, met het opschrift:
Thomas Both me fecit 1593 Ick slae naden tyt de vre, vreught oft stryt. 
Danckt Godt mit vlyt dye twerck ghebenedyt.

De busmeester of busgieter staat door zijn betrekking hoog in aanzien en heeft een ruim salaris. Het gaat de familie zeer voor de wind. Het huis aan de Wittevrouwenstraat blijft tot 1586 in de familie. Thomas Both is echter al in 1577 op stand gaan wonen. In dat jaar heeft hij Plompetorengracht 9 gekocht. Later is Plompetorengracht 9 de stadse woning, in het seizoen wordt gewoond op Ridderhofstad Oudegein. Both komt te overlijden in 1592 en zijn nazaten verkopen Plompetorengracht 9 in 1627.

Een bijzonder gietwerkje van Both duikt in 2008 op bij het programma Kunst en Kitsch: een bronzen vijzel met het jaartal 1566. De vijzel heeft friezen met guirlandes met ramskoppen. Ook wordt een boerendans en sater afgebeeld. Daarom wordt de vijzel toegeschreven aan de Utrechtse klokkenmaker Thomas Both. De vijzel is in de vorm van een klok. Both heeft met deze vijzel uit 1566 een uitstapje gemaakt. Zelfstandige vijzelgieters bestonden niet.

Veel over klokken en klokkengieters is geschreven in het in 1963 verschenen boek van de historische commissie van de Nederlandse klokkenspel vereniging. Ga voor de hoorbare herinnering aan klokgieter Tolhuis naar het torentje van de voormalige commiezen- en later politiepost bij de Wittevrouwenbrug.


.