Woningbouw na 1615 in de Molenstraat

De nonnen van het klooster maken plaats voor burgers. Aan beide zijden van de steeg komen kleine huizen te staan.



Het Wittevrouwenklooster loopt geleidelijk na 1581 de reformatie leeg. Het klooster heeft ook diverse huizen of cameren tot aan de Molenstraat staan, op de hoek naar stadswal. Het Convent van Wittevrouwen verkoopt de bebouwing in 1614. 
 
Twee andere kleine huizen, kameren, worden in 1630 gekocht door Peter Wildeman. Peter is molenaar op de molen aan het eind van de Molenstraat en woont daar in aan de wal gelegen kamers. Peter koopt de kamers niet voor hemzelf. Eigenaar wordt een bewoner op de grachten.
Molensteeg - kaart van Blaeu 1649
Wildeman heeft als tussenpersoon gehandeld en het 'getimmerte' wordt eigendom van De Milan en sluit direct aan op zijn erf. Daniël de Milan had wel rechtstreeks willen kopen, maar De Milan is houder van een Bank van Lening, de beheerder van het klooster wil mogelijk geen rechtstreekse zaken met hem doen. 
 
Sinds die aankoop behoren de kameren bij het bezit van Plompetorengracht 11 en gaan meer dan 300 jaar dienst doen als mangelhuis (voor de was), koetsenhuis, stallen en verblijf voor de knechten. Ongetwijfeld wordt het diverse malen verbouwd en aangepast aan deze functies, maar Molenstraat 1 en 3 blijven tot ver in de twintigste eeuw staan tot het gesloopt wordt voor de uitbreiding van een school.

De huizen ter hoogte van Molenstraat 5 en 7 zijn in 1614 door het Wittevrouwenklooster verkocht aan Jan Jans van Langh: 2 kameren en een langs de Molenstraat gelegen erf. In 1629 komt dit in bezit van timmerman Rijer Gosens Hack. Rijer gaat het erf richting de stadswal bebouwen met maar liefst 5 nieuwe kameren, Molenstraat 9 tot en met 17. 
 
Vlak voor de eeuwwisseling van 1800 zijn de vijf kameren in het bezit gekomen van Adriaan Groenhuizen. Adriaan is geboren in Midwolda (Groningen), maar is met zijn ouders al verhuisd naar Utrecht. Hij wordt in zijn leven rijk genoeg om eigenaar te worden van de vijf kamers. Hij is inmiddels op oudere leeftijd en gaat wonen op Molenstraat 11 en de andere kamers verkopen. De huur is zijn pensioen en de huizen zijn pensioenvoorziening. Het huidige Molenstraat 17 is waarschijnlijk nog de meest originele gevel uit de tijd van de vijf kameren.
Molenstraat 17, het meest originele huis uit
de oorspronkelijke rij van 5 kamers uit 1634
Naast de vijf nieuwe kameren staan twee kamers. Ze worden ook in 1614 verkocht door het Wittevrouwenklooster en deze aan Thijs Claes de Ridder. Thijs is leidekker van beroep. De panden bestaan uit drie kamers en blijven bestaan tot ze behoorlijk verbouwd worden bij de aanleg van de Ridderschapstraat in 1663. Metselaar-aannemer Van Milhuysen heeft ze in die periode in zijn bezit, net als de andere hoek van de Ridderschapstraat. Een hoekpand wordt een grutterij met gruttersmolen en een kamerwoning. In de achttiende eeuw kun je er ook terecht voor dun bier, genever en brandewijn.

Aan de overkant van de Molensteeg had het klooster ook grond in bezit. In 1609 is door het Convent een erf met een getimmerte verkocht aan Anthonie van Drielenborch. Hij is bewoner en eigenaar van Plompetorengracht 15 en 17. Drielenborch houdt een toegang in de Molenstraat vrij naar Plompetorengracht 17 en zijn familie verkoopt de rest van de tuin in 1634 aan Lenert Mulck.
 
Mulck neemt maar liefst 6 hypotheken op het perceel. Het wordt ook duidelijk waar de hypotheken voor gebruikt worden. Op een huis met tuin en 9 nieuwe woningen die daarnaast staan. In de akten is overigens sprake van een huis met 9 kameren erachter, vanaf de Plompetorengracht bezien staan de kamers immers erachter.
Molenstraat 4, huis uit 1644 met gevel uit 1859,
  behoorde tot een rij van 9 kamers
In 1639 is met een eerste hypotheek (een plecht) van f 1.000 de bouw waarschijnlijk begonnen. In 1644 wordt voor de 9 kamers nog voor f 800 aan stenen geleverd. Het totaal aan hypotheken is opgelopen tot f 7.600. Molenstraat 2 en 4 zijn waarschijnlijk nog de enige overgebleven “kamers” van deze 9. Het oorspronkelijke huis (nummer 0) is in 1860 gesloopt. De kavel wordt het pad naar het toenmalige koetshuis achter Plompetorengracht 17.

En dan rest Molenstraat 20 en 22, een tuin zit tussen deze panden en Molenstraat 18. In 1832 heeft Catarina van Calcker er twee kameren die grenzen aan de heymuur van het gemeene pad langs de wal. Met een openbare verkoping komt dit in 1741 in bezit van Maria van der Spil. Het wordt de hoek Wolvenplein-Molenstraat.
 
Tekening kadaster 1832 (HisGis)
Eind achttiende eeuw komt de noordzijde van de Molenstraat vrijwel helemaal in bezit van de heer Kien, verzamelaar van onroerend goed en wonend Plompetorengracht 19. Hij is ook eigenaar van de tuin ernaast en erachter. De pandjes blijven meer dan honderd jaar binnen de familie. Op de ingekleurde kaart staan alle kamers nog ingetekend.

Molenstraat 6 tot en met 22 zijn in 1884 allen gesloopt voor nieuwbouw voor de nazaten van buurman Kien, de familie Römer. In 1899 wordt het huidige hoekpand Wolvenplein 9 en 10 nieuw gebouwd. De Molenstraat wordt een straat van o.a. stukadoors, sigarenmakers en smeden.

Zie de Molenstraat tot 1615.


.