Luxe tijden: sigaren

Een lange periode zonder oorlog geeft veel vertrouwen en laat het geld weer rollen. Het is het begin van de industrialisatie en van luxere fabrieken.

In Utrecht neemt de bedrijvigheid in de tweede helft van de negentiende eeuw toe door de spoorwegen en de fabrieken voor spoorwegmaterieel. Ook het Merwedekanaal (nu Amsterdam-Rijnkanaal) wordt in deze periode gerealiseerd. De welvaart van de bevolking neemt toe. Die welvaart is wel ongelijk verdeeld, er zijn nieuwe rijken en een toename van de middenklasse. 
 
De koopkracht vindt haar weg naar luxe en een luxe artikel is de sigaar. Tabak is er voor de sigaret, de pijp, het snuiven of het pruimen en de sigaar. De sigaar is luxe rookwaar en is alleen weggelegd voor de dikkere portemonnee. In vele steden, waaronder Utrecht, vindt de productie van deze verslavende middelen plaats.

De opkomst van de sigaar gaat geleidelijk in deze eeuw, de meesten worden door thuiswerkers gemaakt. Sigarenfabrieken beginnen in de tweede helft van deze eeuw, vele medewerkers zijn er op ambachtelijke wijze tabak aan het sorteren en uitsnijden en rollen de sigaren. Het gaat niet altijd pais en vree met de sigarenmakers. Rietveld van Molenstraat 15 komt op 18 maart 1911 in het nieuws als proces-verbaal opgemaakt wordt tegen sigarenmaker K.R. uit de Molensteeg i.v.m. ergerlijke wijze van mishandeling van zijn vrouw. Het is niet goed te praten als je van armoede je vrouw gaat mishandelen, en met twee gezinnen in het huis valt het direct op.
Aangepaste kunst van Mel Ramos

In het kwartier wordt de eerste sigarenfabriek geopend door Hendrik Wisschoff in 1871 op het adres Wittevrouwenstraat 38. In 1884 wordt de hele achterbouw verbouwd en vergroot tot fabriek. Hiernaast de presentatie van zijn product:
In 1923 doet de familie Wisschoff de zaak van de hand, zelfs met de reclame van het plaatje zou hij het niet gered hebben. In 1894 is Peter Visser de directe concurrentie aangegaan door een fabriek voor sigaren in Wittevrouwenstraat 34 te beginnen en hij wordt sigarenboer in het winkel gedeelte. Zoon Willem Visser verkoopt de zaak in 1918.

In 1840 woont geen enkele sigarenmaker in deze buurt van de stad, in de jaren daarna gaan echter een aantal sigarenmakers ruimte huren. De Waal is sigarenmaker en heeft zich opgewerkt tot snijder van de dekbladen. De verdiensten zijn slecht, hij kan het zich net veroorloven om met zijn vrouw en net geboren zoon in te wonen in het huis op Molenstraat 6. Inwonen ja, het is behelpen in deze woning met drie gezinnen en totaal 11 personen. Collega Meuleveld woont om de hoek op Ridderschapstraat 20bis, ook met 3 gezinnen! Zijn collega Gerritsen heeft het niet beter getroffen op Molenstraat 11, daar wonen ze met 2 gezinnen. Molenstraat 11 is de linker helft van het pand op de foto.
Molenstraat 9 en 11 te Utrecht
Wittevrouwenstraat 16 is al sinds 1860 een sigarenmagazijn, een filiaal van F.H. Proper.
Foto van J. Dees op 15 mei 1940 (HUA124777)
De foto is een straatbeeld van de Wittevrouwenstraat met de intocht van de Duitsers op 15 mei 1940. Het is gefotografeerd door fotograaf J. Dees, hij heeft een fotozaak op Wittevrouwenstraat 14. Op de foto ook het reclamebord voor de kwaliteits sigaren van Proper's winkel.

Sigarenfabrikant Johan Bosch koopt in 1919 het pand Ridderschapstraat 14 en maakt van het woonhuis een pakhuis voor zijn “Deli” sigarenfabriek. Op 19 januari 1927 wordt in een openbare verkoping de fabrieksinventaris geveild. Ze bestaat uit persen, vormen, rekken, droogkachels, zitkisten, brandkast, tabakskisten en een grote partij 1e kwaliteit tabak w.o. Besoeki Kadoe, Benjamas enz. een grote partij sigaren van diverse merken en Cigarolos. Het pakhuis in de Ridderschapstraat houdt hij in eigendom en wordt in 1938 nog verbouwd, het blijft bekend als “Deli” sigarenfabriek. In de jaren dertig van die eeuw heeft J. van Raaij nog enkele jaren sigarenfabriek “St. Joris” in Ridderschapstraat 31. Door de opkomst van Ritmeester sneuvelen de kleinere fabrikanten (machinale sigarenfabriek in Veenendaal).

Rokers: ongetwijfeld zijn er aan de Plompetorengracht en in de kantoren van de Wittevrouwenstraat voldoende sigarenrokers geweest. Inmiddels weten we de gevolgen van het roken, ze hebben (vrijwel) allemaal het loodje gelegd. Het is wel bijzonder hoeveel mensen erbij betrokken zijn geweest in dit deel van de stad, maar einde verhaal en geen nostalgie naar de geur van sigaren: de hedendaagse afwezigheid is geen gemis.

Een ander genotmiddel is wel gebleven, indertijd bij Wed. en Gebr. Staffhorst, een aantal panden verderop te verkrijgen. Rokers in het centrum bedienen zich nu van andere middelen. Aan de Kloostersteeg komt na de sigarenfabriek van Wischoff een geheel andere activiteit, die van bontwerker Chiotakis.


.